Met messen in de rug en een lijf dat fikt snelt Kamminga naar tweede zilver
Om zich volledig te focussen op zijn olympische missie zette Arno Kamminga drie weken geleden, op de eerste dag van het trainingskamp in de Japanse stad Chiba, zijn telefoon uit. Geen enkele prikkel van buitenaf mocht de voorbereiding op Tokio 2020 verstoren, zo redeneerde de alleskunner op de schoolslag.
Bij hoge uitzondering zette hij het apparaat halverwege de derde dag van het olympisch zwemtoernooi even aan. Het behalen van het zilver op de 100 meter schoolslag vroeg immers om een kleine aanpassing van zijn Instagram-account. In drie woorden liet de Katwijker weten hoe hij voortaan door het leven gaat.
'Olympic Vice Champion.'
Hoe snel het gaat in het leven van de 25-jarige Kamminga, bleek 72 uur later. Na de zinderende finale op de 200 vrij, waarin hij zich opnieuw verzekerde van de tweede plaats, vond hij opnieuw een geldig excuus om de telefoon tevoorschijn te halen. Na het intikken van de toevoeging 'Double' kon het apparaat zijn tas weer in.
Als de 25-jarige Katwijker ergens geen last van heeft, dan is het valse bescheidenheid. Kamminga verstaat de kunst om zelfverzekerd te zijn zonder ook maar een vleugje arrogantie tentoon te spreiden. Hij spreekt uit wat hij wil en voegt, heel verfrissend, in olympisch Tokio ook nog eens de daad bij het woord.
Dat gedrag is volgens zijn trainer Mark Faber illustratief voor de groei die de zwemmer doormaakte sinds hij zich in 2016 bij de poort van het Amsterdamse Sloterparkbad meldde. De oefenmeester herinnert zich nog een wedstrijd in december 2016 waar hij een limiet voor de WK langebaan van 2017 in Boedapest moest zwemmen. "Dat was de eerste keer dat het écht om de knikkers ging."
Op een paar honderdsten van een seconde slaagt hij erin onder de richttijd te duiken. Faber weet nog precies wat er daarna gebeurde. "Hij liep ineens volledig naast zijn schoenen."
Koude kermis
"De borst ging vooruit, hij zou het een dag later op de 100 school ook wel even laten zien", herinnert Faber zich met een glimlach om de mond. Kamminga kwam van een koude kermis thuis. "Het heeft hem vervolgens een jaar geduurd voor hij een tijd zwom die onder die limiet lag."
"Ik heb hem toen meteen gewaarschuwd: mensen lullen je gemakkelijk naar een goede tijd, maar jij bent degene die het uiteindelijk moet doen. Hard zwemmen gaat niet vanzelf. Dat is een goede les geweest."
In plaats daarvan stuit je vaak op dat typisch Nederlandse opportunisme. En daar stoor ik me aan.
Sindsdien wordt iedere training aan de boorden van de Sloterplas in opperste concentratie en met de grootst mogelijke discipline uitgevoerd. Het is zijn nimmer aflatende streven naar perfectie dat hem gebracht heeft waar hij nu staat. "Eén of twee foutjes betekenen het verschil tussen goud of de achtste plaats."
Leeuwenhart
Het leeuwenhart doet de rest. Kringkampioenschap of olympische finale, overal waar Kamminga tussen de lijnen ligt, geeft hij het maximale. Alleen zo, is de redenatie, leert een zwemmer te winnen.
Het is diezelfde instelling waarmee hij donderdag in het Tokyo Aquatic Centre van het startblok gaat. Berekenend zwemmen is vragen om problemen in een race waar op één man na de zes snelste zwemmers aller tijden in het water liggen. De strategie laat zich in twee woorden vatten. Volle bak. Of, zoals Kamminga en Faber het noemen: 'Spot on'.
Drie banen lang ligt hij op kop, drie banen lang flirt hij met het wereldrecord van 2.06,12 dat op naam staat van de Rus Anton Chupkov. Pas in de laatste vijftien meter capituleert Kamminga voor zijn achtervolger, de Australiër Izaak Stubblety-Cook die vermaard is vanwege zijn eindschot. De tegenvoeter klokt 2.06,38, Kamminga zwemt met 2.07,01 zijn tweede tijd ooit.
Nooit in zijn leven ging hij zo diep, klinkt het na afloop. "Alsof er tientallen messen in mijn lichaam werden gestoken. Alsof ik in de fik stond."
Niemand echter die zo goed pijn kan lijden als Kamminga. Het verleggen van zijn fysieke grenzen dankt hij aan zijn nimmer aflatende trainingsijver. Hoezeer het lichaam ook aan de noodrem trekt, tot de laatste slag blijft de techniek verbluffend goed.
Denk vooral niet dat het succes Kamminga komt aanwaaien, zegt Faber. Teren op talent volstaat niet op de schoolslag, het onderdeel waarvoor geen blauwdruk voor succes bestaat. Niet voor niets houdt iedere wereldtopper er een andere techniek op na.
Voetangels en klemmen
Dat de weg naar de top van de Olympus een lange route is die ook nog eens bezaaid ligt met voetangels en klemmen is een gegeven dat aan veel mensen voorbijgaat, constateert Faber. "In plaats daarvan stuit je vaak op dat typisch Nederlandse opportunisme. En daar stoor ik me aan."
Laat hij het zo zeggen. "Als het goed gaat, is het vanzelfsprekend dat we 'dus' meteen medailles winnen. Wat me tegenstaat, is dat in ons land de nuance vaak ontbreekt. Er wordt voorbij gegaan aan de enorme prestatiedichtheid op een nummer als de 200 school. Van de acht man die in een olympische finale starten, kunnen er acht winnen."
Het maakt Kamminga's opmars op de langzaamste zwemslag volgens Faber des te indrukwekkender. In 2017, tijdens de WK in Boedapest, werd hij veertiende op de 200 school. Twee jaar later, in het Zuid-Koreaanse Gwangju, is hij slechts vier plaatsen opgeschoten. Nog altijd is hij geen finalist. "Hij was echt een nobody", lacht Faber.
Met toewijding brengt hij in vierenhalf jaar tijd zijn persoonlijk record terug van 2.10,98 tot 2.07,23. Kamminga staat inmiddels op de middelste trede van het ereschavot, groeit nog dagelijks en hoeft slechts drie jaar te wachten tot de volgende Zomerspelen, die van Parijs.
Kleine nuance
Angst dat het succes met zijn pupil aan de haal gaat zegt Faber niet te hebben. Het zal hem geen enkele moeite kosten om Kamminga ook bij terugkeer in Nederland met beide benen op de grond te houden. Al vraagt dat volgens hem wel om een kleine nuance in de communicatie.
Op momenten dat Kamminga voorheen wel eens dacht dat de bestorming van de wereldtop al was voltooid, viel Faber steevast terug op dezelfde opmerking. "Waar is die medaille dan?" Die woorden doen na Tokio 2020 geen opgeld meer. Met een knipoog: "Voortaan zal ik hem er fijntjes op wijzen dat er nog altijd geen goud om zijn nek hangt."