Schijnexecutie, vermoedelijk Midden-Java, 1947-1948
NOS Nieuws

Rapport dekolonisatie Indonesië: schijnexecuties, marteling en terreur

Vacantie-indrukken uit Midden-Java. Onder die onschuldige titel rapporteerde topambtenaar Willem van Goudoever in 1948 over het schrikbewind dat een Nederlandse inlichtingendienst in de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog voerde in "het vriendelijke bergstadje" Salatiga. "Terreur is het beste wapen tegen terreur", redeneerde men daar.

"Als er midden in de nacht ergens een motor stopt, liggen de mensen in de buurt met bonzend hart te luisteren of er stappen in de richting van hun huis komen en of het een klop op hun deur zal worden", schrijft Van Goudoever, die een vergelijking trekt met de net afgelopen Duitse bezetting.

"Een speciale categorie klachten betreft de behandeling, waaraan vrouwelijke aangehoudenen blootstaan. Het ligt niet in de bedoeling in bijzonderheden te treden."

In het onderzoek naar geweld in de voormalige kolonie haalt historicus Rémy Limpach de passage aan in zijn deelrapport over de rol van de inlichtingendiensten in het conflict. Ook in die onderbelichte sector was sprake van structureel en extreem geweld, dat door bevelhebbers en de politieke top stilzwijgend werd goedgekeurd.

Onderzoeker Ben Schoenmaker somt het extreme geweld van Nederlandse militairen op:

Onderzoekers: 'Extreem geweld in Indonesië zonder directe militaire noodzaak'

In het rapport Over de grens worden de bevindingen gepresenteerd van vijf jaar onderzoek door een team van ruim honderd mensen in Nederland en Indonesië. Hun conclusie botst met de lijn die opeenvolgende Nederlandse regeringen aanhielden, dat geweld weliswaar was voorgekomen maar een uitzondering was.

De onderzoekers maken aannemelijk dat geweld wijdverbreid was en door Den Haag nauwelijks werd bestraft. Het rapport rept van buitenrechtelijke executies, brandstichting van dorpen, martelingen en een gebrek aan aandacht voor de gevolgen van militaire acties op de burgerbevolking.

Limpach somt op dat ook de inlichtingendiensten zich schuldig maakten aan geweld. "In feite was martelen beleid", stelt hij vast. "Het was van hoog tot laag bekend, maar werd gedoogd, verhuld en nagenoeg onbestraft gelaten." Overigens onderstreept Limpach dat er ook excessen waren aan de kant van de Indonesische Republiek.

Stroom gaat door je hele lichaam en blijft pijn doen.

De Javaan Yaseman over zijn marteling in 1947

In dagboeken, brieven, interviews en memoires vond hij "een overvloed aan bewijs". Schoppen en slaan waren de "inleidende standaardbehandeling van zwijgende gevangenen". Dat gebeurde met vuisten, maar ook stokken, rotantwijgjes, zwepen en stenen.

Wie nog altijd niks zei, wachtte zwaardere methoden. Knielen in glas, schijnexecuties, de waterproef, sigaretten uitgedrukt in een neusgat, stroomstoten. "Een stokslag voel je maar één keer, dat kan ik wel aan. Maar stroom gaat door je hele lichaam en blijft pijn doen", zei de Javaan Yaseman, die in 1947 werd gemarteld.

"Japanse methodes" noemden velen het al in die tijd. Verhoormethodes "die Nederlanders [...] plegen af te keuren in Duitsers en Japanners", merkte Van Goudoever op.

Historicus en onderzoeker Rémy Limpach over de geweldplegingen door Nederlandse inlichtingendiensten:

Onderzoeker: 'Waaier aan vormen van extreem geweld tijdens dekolonisatie van Indonesië'

"Er werd niet alleen gemarteld om inlichtingen te vergaren, maar ook om bekentenissen af te dwingen. Die slachtoffers hebben toegegeven, om de foltering te stoppen", zegt Limpach bij presentatie van het rapport. "Er zijn dus Indonesiërs veroordeeld tot gevangenisstraffen of de dood op basis van afgedwongen bekentenissen."

Geregeld overleefden slachtoffers het niet. Waren ze "uitgeperst" dan volgde soms de kogel. Als straf, om de foltering te verdoezelen of om de plaatselijke bevolking af te schrikken. Limpach: "Op sommige plaatsen voerden de inlichtingendiensten een open schrikbewind om de bevolking te intimideren."

Limpach verzamelde details over een nauwelijks bekend bloedbad bij Payakumbuh (West-Sumatra) in 1949, waar de Nederlanders in enkele weken tijd vele tientallen mensen doodschoten. Of de slachtoffers echt altijd tegenstanders waren valt te betwijfelen: lang haar of gebrek aan eelt op de handen werd al als verdacht gezien, en soms luidde de instructie simpelweg "de meest verdachte gezichten" eruit te pikken.

De NOS sprak met ooggetuigen van het geweld:

De strijd in Indonesië, zij maakten het van dichtbij mee

Payakumbuh laat volgens Limpach goed zien hoe het geweld zo kon escaleren in Indonesië. "Geweld was vaak een uitvloeisel van onmacht, frustratie, het met de rug tegen de muur staan. Omdat men het conflict met normale militaire middelen niet aankon, was de stap naar extreme middelen verleidelijk."

Bang voor consequenties hoefden daders in ieder geval niet te zijn. Opperbevelhebber Spoor beloofde Van Goudoever een onderzoek over de Salatiga, maar dat strandde "aangezien op anonyme klachten niet verder kan worden gewerkt". Ook Payakumbuh verdween door tegenwerking van de leiding in de doofpot, al merkte de auditeur-militair nog op dat er "op grote schaal in deze zaak is geknoeid".

Elders in het rapport geeft een militair toe dat hij zeker twintig guerrillastrijders executeerde met als verdediging dat er "in de jungle nu eenmaal geen gevangenissen" zijn. "Daar kreeg je niet voor op je donder. Welnee, je kreeg er een ster bij. Het régende sterren in die tijd."

Gevangenen bij een inlichtingenpost op Sumatra, begin 1949

Deel artikel:

Advertentie via Ster.nl