· NOS

‘Diepe waardering’ van Eisenhower voor Red Ball Express-chauffeurs

De vrachtwagenchauffeurs van de Red Ball Express rijden sinds eind augustus aan een stuk door, om de geallieerde soldaten aan het front van voorraden te voorzien. "Zonder deze essentiële voorraden, kunnen de legers falen", zegt Eisenhower. Hij bedankt de mannen die meehelpen aan de grootschalige logistieke operatie daarom voor hun inzet.

"Aan alle chauffeurs, monteurs en officieren die de voertuigen constant in beweging houden, wil ik graag mijn diepe waardering uiten. Jullie doen het geweldig", aldus de Amerikaanse opperbevelhebber.

De Red Ball Express is op 25 augustus, de dag dat Parijs bevrijd werd, in het leven geroepen. De geallieerde opmars ging toen razendsnel, waardoor de frontlinie steeds meer verschoof naar het noorden.

Dat leverde problemen op voor de bevoorrading: Franse havens zijn nog niet beschikbaar en het spoorwegnetwerk in Noord-Frankrijk is verwoest door (geallieerde) bombardementen. Daarom is de enige manier om genoeg oorlogstuig, voedsel, kleding en brandstof bij de legers te krijgen, over de weg vanuit noodhaven Cherbourg.

Dag en nacht rijden konvooien vanuit havens in het Franse Normandië op en neer naar de frontlinie. Dit doen ze via twee verschillende routes: de één voor de volle voertuigen op de heenweg, de ander voor de lege op de terugweg. Zo zitten ze elkaar niet in de weg.

Druk

Nu de frontlinie in Nederland ligt, neemt de druk op de Red Ball Express toe. Er moeten immers meer kilometers afgelegd worden om de legers te bereiken.

De voertuigen slijten door het vele gebruik snel. Onder de vrachtwagenchauffeurs, die grotendeels Afro-Amerikaans zijn, heerst bovendien extreme vermoeidheid. "Ook al moet je de hele dag en nacht doorrijden; je moet je bestemming bereiken", zegt de Afro-Amerikaanse chauffeur James Rookard. "Als de wagens kapot gaan, maken we ze en gaan we direct weer verder."

Zie hier de Afro-Amerikaanse chauffeurs in actie:

Red Ball Express

De weg die afgelegd moet worden is door bevrijd gebied, maar daardoor niet ongevaarlijk. "In het donker mag er niet gereden worden met grote koplampen. Als we dat wel doen, kunnen de Duitsers ons zien en kunnen ze het hele konvooi bombarderen."

Rookard heeft het met zijn eigen ogen zien gebeuren. "Verschrikkelijk", zegt hij hierover. "Er waren overal dode lichamen en dode paarden op de weg. Ik was bang, maar bleef mijn werk doen."

Aan de niet aflatende colonne kan pas een einde komen als de haven van Antwerpen, veel dichter bij het front, kan worden gebruikt. Daarvoor moeten de Duitsers echter worden verjaagd uit de Schelde-regio.