'We mótten vissen!': de Nederlandse vissers in Engeland
Al bijna vijf jaar moeten vele vissersvrouwen uit steden als IJmuiden, Katwijk en Scheveningen hun mannen missen. Die zitten in Engeland, waar zij in opdracht van de Nederlandse regering vissen voor de Britse voedselvoorziening of varen voor de Nederlandse mijnenveegdienst.
De vissers die op 10 mei 1940 op zee waren, kregen via de radio te horen dat de Duitsers Nederland waren binnengevallen. "We stonden van verbijstering aan ons dek genageld", vertelt de IJmuidense Paul Eenhoorn, die aan boord was van de trawlerboot Bruinvisch.
Je zag meteen dat het menens was met de oorlog.
"Spoedig kwam over Scheveningen-Radio het bericht dat alle Nederlandse schepen moesten uitwijken naar Engeland. Wat te doen?" De bemanning van de Bruinvisch besloot gehoor te geven aan het bericht en koers te zetten naar Engeland. Een spannende tocht, waarbij 's nachts geen straaltje licht gemaakt mocht worden om beschietingen van de Duitsers te voorkomen.
Tientallen Nederlandse trawlerboten kwamen uiteindelijk aan in Engeland. De mannen van de Bruinvisch kwamen voor het eerst aan wal in Grimsby. "Je zag meteen dat het menens was met de oorlog. Alle ramen en etalages waren afgeplakt met stroken papier, 's avonds was het er aardedonker, er liepen honderden militairen."
Het ene na het andere slechte bericht bereikte de Nederlandse vissers. Het vertrek van de koningin en haar ministers naar Engeland, het zware bombardement op Rotterdam en uiteindelijk de capitulatie van Nederland.
"De meesten van ons stonden te huilen en dat voor trawlergasten", vertelt Eenhoorn. "Daarbij kwam een felle haat tegen de Duitsers. Ze hadden nu Holland en onze vrouwen en kinderen in hun macht. Het laatste restje hoop op een spoedige terugkeer naar huis was verdwenen."
Omgebouwd
In plaats daarvan moesten de vissers zich van dienst maken in Engeland. Ongeveer de helft van de Nederlandse trawlerboten werd gevorderd door de Koninklijke Marine en omgebouwd tot mijnenvegers. Een groot deel van de vissers kwam als bemanning op deze mijnenvegers terecht, het overige deel bleef vissen voor de Britse voedselvoorziening.
Fleetwood werd de thuishaven voor de Nederlandse vissers. De Bruinvisch is een van de eerste boten die vanuit hier de zee op gingen om voor de Britten te vissen.
"Niemand had er veel zin in, maar je kunt ook de benen niet nemen", vertelt Paul Eenhoorn. "We mótten vissen, wisten we! Je kan niet aan wal blijven, want daar kunnen ze ons niet gebruiken, of je zou moeten weigeren te varen, maar dan kom je in moeilijkheden."
Neem hier een kijkje op zo'n Nederlandse vissersboot, die voor de Britse voedselvoorziening vist:
Tijdens de visreizen kwam Eenhoorn al regelmatig in aanraking met het oorlogsgeweld op zee. Inmiddels is hij werkzaam op een mijnenveger, waar hij zijn leven nog minder zeker is. Voortdurend vergaan er schepen doordat een mijn ontploft.
Een van de commandanten op de mijnenvegers, Gallandat Huet, is zeer te spreken over de vissers. "Het zijn allemaal goede zeelui", vertelt hij. "Als veger van de mijnen zijn ze onovertroffen. En voor de duivel niet bang."
Geen 'glory of war'
Op de eenzame zee, tijdens het vegen van mijnen of het verzamelen van voedsel voor de strijdkrachten, is er geen sprake van 'the glory of war', van juichende menigtes, schreef de Knickerbocker Weekly eerder.
"Deze Hollanders worden niet geprezen, maar wanneer de oorlog gewonnen is, kunnen zij terug naar een bevrijd thuisland, met de troostende kennis in niet geringe mate te hebben bijgedragen aan de overwinning."