Radio Oranje vandaag voor het laatst
De Stem van Strijdend Nederland zwijgt. Omdat koningin en kabinet inmiddels weer terug zijn in Den Haag is een programma vanuit Londen niet meer nodig. Vandaag dus de allerlaatste uitzending van Radio Oranje.
Niemand hoeft zich meer te verstoppen in het kolenhok, onder de kelderkast of in de ruimte boven de schuifdeuren om te kunnen luisteren naar de stemmen van Loe de Jong en A. ('Bob') den Doolaard.
"De stem van strijdend Nederland, dat hebben we willen zijn", zegt Den Doolaard in de laatste uitzending vanavond, "met alle fouten die er de onvermijdelijke aanklevingen van zijn".
Moeizaam begin
Vooral in het begin liep het werk stroef. De eerste uitzending van Radio Oranje was op 28 juli 1940, bijna drie maanden na het begin van de oorlog dus. Dat dit zo lang duurde, kwam onder andere doordat het Nederlandse kabinet twijfelde of het wel een goed idee was, zo'n radiostation vanuit Londen. Vooral premier De Geer voelde er niks voor om de Duitsers voor het hoofd te stoten.
Uiteindelijk kwam het er toch, maar de makers moesten al hun teksten wel eerst voorleggen aan liefst vier ministers. En dat ook nog eens minstens 48 uur van tevoren. Bovendien was er de Engelse militaire censor, die met een druk op de knop de uitzending kon stopzetten.
Eén spreker trok zich van die verplichtingen niks aan: koningin Wilhelmina. Zij hield in de afgelopen jaren zo'n dertig toespraken voor de radio.
Door het voorzichtige begin klonk met name vanuit het verzet de kritiek dat "zij in Londen van niks weten". Loe de Jong erkent dat. "We kregen gewoon te weinig informatie vanuit Nederland en daardoor bleven de uitzendingen beneden de maat."
"Van de beroemde februaristaking, die op 25 februari 1941 begon uit protest tegen de Jodenvervolging, wisten we inderdaad niks. Dat nieuws bereikte Londen gewoon niet meteen." Pas op 29 maart berichtte Radio Oranje erover. Een jaar later maakte Radio Oranje trouwens wel een speciale herdenkingsuitzending over de staking.
Vanaf najaar 1942 liep het soepeler. De zender ging samen met de zender voor zeevarenden De Brandaris. Van de eerste mocht alleen Loe de Jong blijven, van de tweede kwam Bob den Doolaard en dat betekende echt een ander geluid.
Met de komst van de Engelandvaarders kregen zij ook meer informatie over wat er in Nederland aan de hand is. Later, zegt De Jong, werd dat nog beter: 'Vanaf 1944 zie je veel meer geheime zenders ontstaan, vooral in het zuiden, en met wat we daarvan hoorden, konden we ineens zo actueel zijn als een krant."
De bezetter probeerde met stoorzenders te voorkomen dat de berichten uit Londen Nederland bereikten. In 1943 moest iedereen zijn radio zelfs inleveren. De Duitsers kregen honderdduizenden toestellen in handen, maar veel mensen leverden hun oude radio in en verstopten hun nieuwe, om te kunnen blijven luisteren.
Op de dag van de bevrijding, nu bijna een maand geleden, maakte Radio Oranje een speciale uitzending, met een toespraak van prins Bernhard en een speciale bijdrage van Den Doolaard: "Thans herdenken wij hen, die het pistool of het woord hanterend als wapen, in een nacht van vijf jaar lang, brandend hielden: de fakkel van het Verzet! Wij herdenken onze tienduizenden Joodse medeburgers, vermoord, zoals alleen déze vijand vermoorden kon."
Daarna las hij het beroemde gedicht voor van Jan Campert, Het Lied der Achttien Doden.
'Loodzware taak'
In de laatste uitzending vanavond kijken De Jong en Den Doolaard weemoedig terug. "Wij danken onze luisteraars, die gedurende de afgrijselijke winter en lente de moed toonden toch te blijven luisteren naar de stem van strijdend Nederland," zei Den Doolaard.
Het slotwoord was van Loe de Jong: "Ik kijk terug op een zware, vaak loodzware, maar toch altijd prachtige taak tot ons eigen ganse volk te mogen spreken voor de microfoon."
En daarna eindigde hij zo: