Nachtwacht uitgerold: meesterwerk terug in het Rijks
Overhaast afgevoerd, provisorisch opgerold en vier keer verhuisd, maar ongeschonden na vijf jaar strijd. De Nachtwacht is weer veilig thuis in het Rijksmuseum.
"We hebben veel nodig, maar men moet begrijpen dat de kunst net zo onmisbaar is als de kolen", zegt cultuurminister Van der Leeuw. "Zonder kunst is het leven kil als in een grafkelder. Leve de oude kunst, die springlevend is."
Het meesterwerk van Rembrandt stond bovenaan het lijstje met werken dat beschermd diende te worden bij het uitbreken van oorlog. Al in september 1939 werd het daarom zorgvuldig overgebracht naar kasteel Radboud in Medemblik. In een speciaal met een betonnen plafond verstevigde zaal (tegen brandbommen) moest het schilderij veilig zijn.
De opslagplek bleek echter op 13 mei 1940 juist in de frontlinie te liggen. Het Rijksmuseum stuurde overhaast een verhuisploeg om De Nachtwacht alsnog veilig te stellen. Geleid door directeur Schmidt-Degener zelf werd het op een vrachtwagen voor grote glasplaten geladen, afgeschermd door een geleend zeildoek van een boer.
Omdat de rit van 50 kilometer door het oorlogsgeweld twaalf uur had geduurd, moest er overnacht worden in het dorp Winkel. Onderweg dreigde het konvooi nog te worden aangevallen door een vliegtuig; het meesterwerk bleef eenzaam op de weg achter toen iedereen beschutting zocht in de berm.
De volgende dag werd een opslagbunker in Castricum bereikt. Daar bleek dat het doek met zijn 3,8 meter te hoog voor de ingang. In de openlucht werd het daarom uit zijn raamwerk gehaald en op een met molton beschermde cilinder gerold, de verflaag naar buiten. Zodra een andere kunstbunker gereed kwam in Heemskerk, verhuisde de Rembrandt daarheen.
Toen de Duitsers in 1942 besloten de Atlantikwall aan te leggen, lag de duinbunker in de weg. IJlings werd daarom in de Maastrichtse Sint-Pietersberg een kluis aangelegd. De Rijksbergplaats met betonmuren van een halve meter dik bood een ideale opslag, met koeling, luchtvochtigheidcontrole en een ruimte voor de beheerder, 35 meter onder de grond.
Henk Baard, directeur van het Frans Hals Museum, vergeleek het transport met een afdaling in een grafkelder. "Door het langzame voortschrijden der zwijgende dragers had het merkwaardige schouwspel onder zijn spookachtige belichting iets van een vorstelijke begrafenis."
Drie jaar wachtten kapitein Frans Banninck Cocq en zijn compagnie hier op betere tijden. Gelijk na de bevrijding van Maastricht vorig jaar begon men al plannen te maken om Rembrandt weer naar huis te laten gaan. Met het binnenvaartschip Door God gegeven is die reis nu voltooid.
Ook andere kostbare werken zijn per schip overgebracht: De Stier van Potter, Ruysdaels Molen te Wijk bij Duurstede, Het Vrolijke huisgezin van Jan Steen, Vermeers De Brief en nog wat Rembrandts, zoals De Staalmeesters en Titus. Het is de bedoeling de werken gezamenlijk tentoon te stellen, als glorieuze viering van hun herwonnen vrijheid.